Plastisch getal
Het
Plastische getal is in de architectuur een speciale verhouding waarmee een
reeks van vormen met elkaar verbonden staat in verhouding. Deze verhoudingen
vormen een grondslag van verhoudingenleer. Het plastisch getal is ontdekt door de
Nederlander Hans van der
Laan (1904 – 1991). Het plastisch getal is een uitbreiding voor de toepassing
van de Gulden snede.
De gulden snede wordt vaak aangeduid met het symbool φ, maar het plastisch getal wordt aangeduid met de Griekse letter ψ (psi). In tegenstelling tot de gulden snede is het plastisch getal zowel toepasbaar in twee dimensionaal als drie dimensionale ruimtes.
Als enige reële oplossing heeft het plastische getal de volgende waarde:
De gulden snede wordt vaak aangeduid met het symbool φ, maar het plastisch getal wordt aangeduid met de Griekse letter ψ (psi). In tegenstelling tot de gulden snede is het plastisch getal zowel toepasbaar in twee dimensionaal als drie dimensionale ruimtes.
Als enige reële oplossing heeft het plastische getal de volgende waarde:
Het verhoudingsgetal van het plastisch getal is dus 1,3247. Om praktische
en telkundige redenen wordt deze gelijk gesteld aan 4/3 of 1,333.
Het plastisch getal komt uit de rij van Padovan. Deze rij ziet er als volgt
uit:
1, 1, 1, 2, 2, 3, 4, 5, 7, 9, 12, 16, 21, 28, 37, 49, 65, 86, 114, 151,
200, ..
Deze rij is ontstaan onder andere door het plastische getal (1,3247). Deze
werd gebruikt na nummer 9 (9×1,3247=12). Het plastische getal werd niet
gebruikt voor nummer 9.
Het systeem van het plastische getal werd voornamelijk gebruikt binnen de
Bossche School.
De Bossche
School
De Bossche
School was een traditionele stroming in de Nederlandse architectuur die sterk
gebaseerd was op verhoudingen en die vooral zijn weerslag had op de katholieke
kerkenbouw. Deze stroming kwam voort uit de Delftse School.
De naam komt
voort uit de 3-jarige Cursus Kerkelijke Architectuur die in de periode van de
Wederopbouw tussen 1946 en 1973 in het Kruithuis te 's-Hertogenbosch werd
gegeven. De cursus was bedoeld om architecten te begeleiden bij de kerkelijke
wederopbouw. De docenten waren Dom Hans van der Laan, zijn broer Nico van der
Laan en C. Pouderoyen.
Een
belangrijk kenmerk van de stroming is de sombere vormgeving van de gebouwen. De ontwerpen zijn eenvoudig opgezet, de maatvoering is duidelijk en er werd vrijwel geen gebruik gemaakt van versieringen. Bovendien hebben de ontwerpen een orthogonale opzet, de ontwerpen zijn dus rechthoekig. De architecten maakten gebruik van dikke wanden en een grote negge. De
verhoudingen werden bepaald door het plastisch getal. De materialen die werden
gebruikt waren voornamelijk beton, baksteen en hout. Deze materialen zijn in
Nederland voor de hand liggend, zoals het marmer in Italië.
In de 2e
helft van de 20e eeuw werd zo een aantal kerken, kloosters, woningen en
stadhuizen in voornamelijk het zuiden van Nederland volgens deze stroming
gebouwd. Door te weinig kerkbezoeken wordt een aantal van deze gebouwen
inmiddels bedreigd met sloop.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.